Sri Lanka | |||||
|
Lucia en Phillip de Graaff | ||||
HOME :: | |||||
|
|||||
|
De volgende ochtend trokken we erop uit in Kandy. Dit was het laatste koninkrijk in de 1e helft van de 19e eeuw. Een van de toenmalige koningen liet een groot meer graven, niet voor het economisch welzijn maar voor zijn eigen genoegen. Om dit te betalen wilde hij zelfs belasting heffen op de grootte van de borsten van de vrouwen. Dat is uiteindelijk niet doorgegaan. Op het privé eilandje dat hij in het meer had laten maken, bouwden de Engelsen later een munitieopslagplaats. Hij is door de Engelsen verdreven. Daarmee had hij nog geluk anders was hij wellicht door de bevolking van de rotsen gegooid. Dat zal hier wel rock & roll heten.
Het is 1 december en we gaan naar de “Temple of the Tooth”, een zeer heilige plaats. Op een schilderijenreeks is te zien hoe een Indiase prins geboren en later verlicht werd nadat hij al zijn aardse zonden en onhebbelijkheden had afgeworpen. Je ziet hem liggend in een houding zoals je bij veel liggende Boeddha’s ziet. Hij is dan gestorven nadat hij zijn taak op aarde had volbracht. Op een volgend schilderij zie je hoe iemand een tand of kies uit de asresten van de crematie haalt en dit in kistje stopt. Dit kistje, inmiddels ingepakt door koningen met nog zes bergplaatsen, is nog een tijdje in India geweest. Men heeft verschillende malen geprobeerd de tand te vernietigen maar dan steeg de tand ten hemel of het werd verijdeld. Maar wonder boven wonder, hij kwam altijd weer terug. Een keer in de zoveel tijd kun je de tand zien, maar ze gaan nooit verder met uitpakken dan tot het laatste doosje, de tand zelf zie je niet. Dat doosje wordt dan aanbeden. Op de foto zien het relikwie waarin de tand in nog zes andere bergplaatsen zou zijn opgeborgen. De gehele tempel loopt vol met mensen met lotusbloemen in de handen om te offeren. Vervolgens vouwen ze devoot de handen om te aanbidden.
Toen de markt op. Natuurlijk werden we steeds lastig gevallen maar als je weet hoe je daar mee om moet gaan, heb je er weinig last van. We gaven onderweg nog pennen en ander schoolspul weg aan schoolkinderen waarvan het ons leek dat ze het wel konden gebruiken. Je had die verbaasde en later blije gezichten moeten zien! Geweldig.
Na nog wat gegeten en gedronken te hebben, gingen we naar het hotel terug opdat ik dit verslag kon bijwerken. Morgen gaan we de bergen in en daar kan het best fris worden. Gelukkig hebben we het vandaag voor het grootste deel droog gehouden. Af en toe een bui in de middag en wij liepen toen met een paraplu. Verder was het korte broeken weer. Terwijl ik bezig was, ging Lucia een kaart met olifanten erop voor haar moeder kopen. Toen nog een postzegel. Bij de receptie zeiden ze dat het op de hoek was. Lucia twee keer de straat op en neer. Geen postkantoor. Toen op straat gevraagd. Engels werd er niet gesproken dus toen maar in het Nederlands met de kaart en handgebaren erbij. Dat hielp fantastisch. Ze werd naar een boekwinkel verwezen. Ze keek naar binnen en achterin zou wel een postkantoor kunnen zijn. Ze vroeg of hier het postkantoor was. Ja, dat was hier en zij naar binnen. Toen ze echter een postzegel wilde hebben, was het ineens geen postkantoor. Aan de overkant is het postkantoor. Aan de overkant was echter een internetcafé. “Is this the postoffice”, vroeg ze. Nou, dat was niet zo en ze liep weer weg. Ineens stond er een man te schreeuwen. “I am postoffice”. “Maar er staat internet”, zei ze tegen de man. Hij keek omhoog. “Dat is toch ook goed”, sprak hij. “Postoffice of internet, wat maakt dat nou uit”, zei hij met uitgestreken postzegel. Lucia had in ieder geval haar postzegel.
|
|